1. Inleiding
Bij de ingreep wordt een kleine snede (5 – 10 cm) aan de voorzijde of aan de buitenzijde van het schoudergewricht gemaakt. De plaats van de snede wordt bepaald door de echo of MRI die voor de operatie is gemaakt en waarop de letsels zichtbaar waren. De chirurg legt de oppervlakkige weefsels opzij, benadert het schoudergewricht en stelt vast waar het labrum letsel zich precies bevindt. Om bij het labrum te komen wordt bij de open benadering de voorste spier van de rotator cuff (m. subscapularis) tijdelijk losgemaakt en later weer gehecht. Daar moet na de operatie rekening mee worden gehouden; het is immers belangrijk dat die gehechte voorste rotator cuff spier weer goed herstelt.
Slechte delen van het kapselband apparaat worden verwijderd. Daarna worden een aantal ankers geplaatst in de kom van het gewricht. Het labrum en het bijhorende kapselband apparaat worden met hechtingen aan deze ankers bevestigd. Meestal wordt gebruik gemaakt van ankers die vanzelf worden geabsorbeerd. Bepalend voor het verloop is de kwaliteit van het weefsel en de kracht waarmee tijdens de operatie de weefsels kunnen worden gestabiliseerd. Als het goed is verstrekt de chirurg deze gegevens aan de fysiotherapeut die de revalidatie coördineert.
Pijnstilling na de operatie kan op verschillende manieren plaatsvinden (medicijnen, infuus of pompje in het gewricht).
Tijdens uw opname voor de schouderoperatie krijgt u begeleiding van een fysiotherapeut van het ziekenhuis. Het is belangrijk dat u na uw ontslag uit het ziekenhuis doorgaat met fysiotherapie. Dit kan bij een fysiotherapeut bij u in de buurt. Het is wel van belang dat die fysiotherapeut ervaring heeft met de behandeling na een open labrum operatie. U kunt daarom het beste een fysiotherapeut kiezen die bij een schoudernetwerk is aangesloten.
Het is mogelijk dat het beleid in het ziekenhuis waar u bent geopereerd er op is gericht u de eerste 5-6 weken na de operatie wat intensiever te volgen en uw behandelingen fysiotherapie daarom door de fysiotherapeut van de instelling wordt verzorgd. De controles vinden in dat geval plaats in een gecombineerd schouderspreekuur.
Onder leiding van uw fysiotherapeut gaat u oefeningen doen om de functies van de schouder terug te krijgen en te optimaliseren. Hieronder staat per fase welke oefeningen u kunt verwachten. Het is echter wel zo dat de fysiotherapeut beslist welke oefeningen u wel of niet mag doen en dit kan dus eventueel afwijken van de genoemde oefeningen.
Het is ook belangrijk dat u thuis gaat oefenen met de schouder. Dit versnelt het herstelproces. U krijgt van de fysiotherapeut oefeningen mee voor thuis. Als u pijn heeft bij het doen van de oefeningen, moet u dit aangeven bij de fysiotherapeut.
2. Doelen en leefregels
Hoofddoelstelling van de therapie
Het realiseren van een goed functionerende en zo veel mogelijk pijnvrije schouder na een open hechting van het labrum (Bankart letsel) en, indien van toepassing, terugkeer op het gewenste niveau in werk en/of sport.
Subdoelstellingen van de therapie
Leefregels
3. Revalidatieschema
Fase 1: 0 – 6 weken na de ingreep
-0-3 weken na de operatie
De wond is nog vers en het operatiegebied kwetsbaar. Voorzichtigheid is op zijn plaats. Te vroeg rekken aan de hechtingen leidt tot slechter herstel en zelfs tot een kans op een nieuw letsel.
-3-6 weken na de operatie
De wond is van binnen en buiten aan het herstellen maar kan nog niet veel rek verdragen.
Na 5-6 weken mag u de sling / immobilizer afbouwen op geleide van de pijn.
Fase 2: 7-12 weken na de ingreep
De wond is (bijna) helemaal hersteld en u mag alle bewegingen weer maken en goed gaan oefenen op het terugkrijgen van de kracht in de arm.
Fase 3: 3 – 6 maand na de ingreep
-3-4 maanden na de operatie
Het doel is dat u in deze fase uw arm weer net zo hoog kunt optillen als u kon voor de operatie.
-5-6 maanden na de operatie
Sportspecifieke fase (indien u weer wilt sporten) en op basis van de bevindingen bij de operatie
Bij de meeste patiënten staat na 6 tot 12 weken de pijn niet meer op de voorgrond.
Kort samengevat betekent dit het volgende:
4. Verantwoording
Het protocol is samengesteld uit andere bestaande protocollen en artikelen waarin de protocollen zijn beschreven. Zowel regionale, nationale en internationale protocollen zijn vergeleken en bediscussieerd. Er is echter niet veel wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de meeste protocollen zodat uit dat oogpunt sprake is van zogenaamde ‘consensus based’ protocollen. Nader onderzoek om te kunnen spreken van ‘evidence based’ protocollen is wenselijk.
Daarnaast geldt uiteraard dat typische kenmerken van de operatie (met hoeveel spanning is een anker ingebracht?), de conditie van de weefsels (hoe stevig was de pees?) en de kenmerken van de patiënt (is deze patiënt te onvoorzichtig?) sterk bepalend zijn voor het daadwerkelijke postoperatieve beloop en het uiteindelijke resultaat. Het beschreven protocol dient beschouwd te worden als een richtlijn voor de gemiddelde patiënt. De chirurg en de fysiotherapeut zorgen er voor dat het schema wordt aangepast aan uw situatie.
Schoudernetwerk Nederland