1. Inleiding
Bij de ingreep wordt op 2 of 3 plaatsen de huid en worden afwisselend kijkers, grijpers en shavers in het gewricht gebracht. De chirurg inspecteert het gewricht en steekt daarna door tot onder het schouderdak om daar de decompressie te realiseren door mogelijk aanwezige ongewenste botaangroei, een verkalkte slijmbeurs en ander littekenweefsel te verwijderen. Er wordt flink met vocht gespoeld. Door de openingen in het kapsel-band apparaat is de onderdruk van het schoudergewricht tijdelijk verdwenen waardoor de stabiliteit vermindert. Pijnstilling na de operatie kan op verschillende manieren plaatsvinden (medicijnen, infuus of pompje in het gewricht).
Tijdens uw opname voor de schouderoperatie krijgt u begeleiding van een fysiotherapeut van het ziekenhuis. Het is belangrijk dat u na uw ontslag uit het ziekenhuis doorgaat met fysiotherapie. Dit kan bij een fysiotherapeut bij u in de buurt. Het is wel van belang dat die fysiotherapeut ervaring heeft met de behandeling na een artroscopische subacromiale decompressie. U kunt daarom het beste een fysiotherapeut kiezen die bij een schoudernetwerk is aangesloten.
Onder leiding van uw fysiotherapeut gaat u oefeningen doen om de functies van de schouder terug te krijgen en te optimaliseren. Hieronder staat per fase welke oefeningen u kunt verwachten. Het is echter wel zo dat de fysiotherapeut beslist welke oefeningen u wel of niet mag doen en dit kan dus eventueel afwijken van de genoemde oefeningen.
Het is ook belangrijk dat u thuis gaat oefenen met de schouder. Dit versnelt het herstelproces. U krijgt van de fysiotherapeut oefeningen mee voor thuis. Als u pijn heeft bij het uitvoeren van de oefeningen, moet u dit aangeven bij de fysiotherapeut.
2. Doelen en leefregels
Hoofddoelstelling van de therapie
Het realiseren van een goed functionerende en zo veel mogelijk pijnvrije schouder na een artroscopische subacromiale decompressie en, indien van toepassing, terugkeer op het gewenste niveau in werk en/of sport.
Subdoelstellingen van de therapie
Leefregels
3. Revalidatieschema
Fase 1: 0 – 6 weken na de ingreep
-0-3 weken na de operatie
De wond is nog vers en het operatiegebied kwetsbaar. Voorzichtigheid is op zijn plaats, maar u moet proberen de arm zo snel mogelijk op aangepaste wijze te gaan gebruiken.
U mag de sling afbouwen op geleide van de pijn.
-3-6 weken na de operatie
De wond is aan het herstellen en er is meer belasting mogelijk.
Fase 2: 7-12 weken na de ingreep
In deze fase ligt het accent op het opbouwen van de kracht in uw arm en wordt er een begin gemaakt met sportspecifieke en werkspecifieke oefeningen.
Fase 3: 3 – 6 maand na de ingreep
3-4 maanden na de operatie
Deze fase is vooral van belang als u weer wilt gaan sporten.
5-6 maanden na de operatie
Maximaal sportspecifieke fase.
De meeste patiënten zijn grotendeels pijnvrij na 6 tot 12 weken.
Kort samengevat betekent dit het volgende:
4. Verantwoording
Het protocol is samengesteld uit andere bestaande protocollen en artikelen waarin de protocollen zijn beschreven. Zowel regionale, nationale en internationale protocollen zijn vergeleken en bediscussieerd. Er is echter niet veel wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de meeste protocollen zodat uit dat oogpunt sprake is van zogenaamde ‘consensus based’ protocollen. Nader onderzoek om te kunnen spreken van ‘evidence based’ protocollen is wenselijk.
Daarnaast geldt uiteraard dat typische kenmerken van de operatie (met hoeveel spanning is een anker ingebracht?), de conditie van de weefsels (hoe stevig was de pees?) en de kenmerken van de patiënt (is deze patiënt te onvoorzichtig?) sterk bepalend zijn voor het daadwerkelijke postoperatieve beloop en het uiteindelijke resultaat. Het beschreven protocol dient beschouwd te worden als een richtlijn voor de gemiddelde patiënt. De chirurg en de fysiotherapeut zorgen er voor dat het schema wordt aangepast aan uw situatie.
Schoudernetwerk Nederland